Coronamaatregelen in een neoliberaal kapitalisme
Onlangs las ik een Amerikaanse post over de huidige economie
en de gevolgen van de huidige genomen maatregelen rond corona. Duizenden mensen
die sterven aan het virus, anderen die lijden onder mentale stress en druk,
etc. Kortom, maatregelen die worden genomen om prioritair de economie draaiende
te houden, maar zonder rekening te houden met wat de bevolking net nodig heeft
om door deze crisis heen te geraken.
Een voorbeeld
Werknemers die niet van thuis uit kunnen
werken, moeten zich begeven op de werkvloer en lopen zo het risico om besmet te
worden en zo hun naasten bloot te stellen aan het virus. Tegelijk zijn dit
meestal werknemers die ook in minder gunstige arbeidsomstandigheden moeten
werken en ook lager op de sociaaleconomische ladder staan, ze hebben namelijk
meestal niet 'de luxe' om van thuis uit te kunnen werken. Dit zijn dan ook jobs
die, volgens maatschappelijke maatstaven, “minderwaardig” zijn zoals leerkrachten,
arbeiders, bouwvakkers, winkelbediendes, sociaal werkers, poetshulpen, etc. Niet
toevallig jobs die eigenlijk, algemeen bekeken, minder goed betaald zijn in vergelijking met 'high status jobs'.
Uiteraard zijn er meerdere slachtoffers van dit systeem, but you get the point. De huidige economie wordt als hoogste goed gezien, de gezondheid van de burgers volgt op de tweede plaats zodat de machine kan blijven draaien. We zien dat het kapitaal van de allerrijksten op korte tijd aanzienlijk is gegroeid, maar ten koste van wie en wat staat daar tegenover? Miljoenen mensen wereldwijd verliezen hun job en duiken verder de armoede in, daar tegenover zwemmen enkelen letterlijk in tonnen geld en aandelen. Zelfs Dagobert Duck verdwijnt hierbij in het niets.
Natuurlijk past dit alles perfect in ons economisch plaatje,
het neoliberaal kapitalisme waarbij we als mens slechts productiefactoren zijn
die de economische machine draaiende moeten houden, zodat het geld rechtstreeks
kan rollen in de portemonnee van de kapitalist. Hoe zit het met de kleine zelfstandigen
en de horeca? De kappers, het plaatselijke café, de Italiaanse restaurant net om de hoek?
Groothandels kunnen zichzelf staande houden, kleine ondernemers niet of zeer
moeilijk maar dat is oud nieuws.
Corona en de daaropvolgende genomen maatregels tonen vooral
de breuklijnen die al aanwezig waren in onze samenleving: de afbouw van de sociale zekerheid, creatie van meer flexibele jobs die in onzekere tijden het
gemakkelijker maakt om mensen aan de deur te zetten, de ongelijkheid tussen
rijk en arm (denk maar aan de "slag van Blankenberge" vorige zomer
waarbij een groep jongeren uit de armere klasse hun plaats op het strand
opeisten ten opzichte van de rijkere klassen), publiek eigendom wordt opgeofferd om de private Goden te bevredigen, het individualistisch denken
waarvan we nu inzien dat we niet als individu op een eilandje zitten maar samen
op één schip varen. We moeten tot dat besef komen, een besef van solidariteit.
Een transitie naar een meer gelijkwaardige en eerlijk
verdeelde maatschappij is nodig, niet enkel om ons uit deze crisis te halen
maar vooral om te vermijden dat we in de toekomst dit opnieuw moeten meemaken,
of zelfs nog erger.
Maar ik ben voorzichtig positief, er staan tekenen aan de wand van een
maatschappij die verandert of wil veranderen. Naast de onlangs gewelddadige demonstraties
(zoals de bestorming van het Capitool in de VS of de uit de hand gelopen rellen
in Nederland) zien we ook bewegingen die streven naar duurzaamheid en
verdraagzaamheid. Van de nieuwe donuteconomie die zijn opmars doet, naar een bottom-up beweging van mensen die digitaal massaal samenkomen om het kapitalistisch systeem en diens
aanhangers een ferme kaakslag te verkopen net waar het pijn doet.
De mens blijft niet stilzitten, vooral niet in tijden van crisis. We moeten blijven vasthouden aan onze grondwaarden die ons 'mens' maakt, streven naar het goede en solidariteit, pleiten voor gelijkwaardige rechtvaardigheid.
Toevoeging 01/02
Een primeur doet zich voor, iets
wat we nog niet hebben gedaan en dus volledig nieuw: we voegen extra informatie
toe aan een al geschreven blog. Kort na het publiceren van deze blog kwam er al
snel kritische feedback naar voren die, terecht, wees op het gebrek aan de
nodige nuance aan het verhaal. We kijken vandaag terug op de gegeven feedback
en ontleden de geschreven tekst zodat het meer tot zijn recht komt zoals oorspronkelijk
werd bedoeld.
Voordat we hiermee aan de slag
gaan, wil ik graag mijn opmerkzame lezers bedanken voor hun constructieve
kritiek, om in te gaan op de uitnodiging om in gesprek te treden met de tekst
en mijzelf als schrijver van de tekst. Schrijven is in een zekere zin in
dialoog treden met de lezer. Het leuke aan een blog is dat we deze dialoog
kunnen toevoegen aan het verhaal om een meer volwaardig geschreven stuk neer te
zetten.
Tegelijk is het ook uitdagend, schrijven nodigt je namelijk uit om je kwetsbaar
op te stellen en kritiek van anderen te ontvangen. De uitdaging bestaat er
enerzijds in om je bedenkingen te verdedigen, maar anderzijds ook om tot
reflectie over te gaan en de argumenten van je critici niet zomaar naast je
neer te leggen maar deze net te ontvangen en te waarderen. We gaan namelijk een
engagement aan om van elkaar te leren, maar hier is voldoende openheid voor
nodig om daar volwaardig mee aan de slag te gaan.
Hoe gaan we aan de slag? Allereerst
verzamelen we de ontvangen feedback en plaatsen het onder de alinea’s die worden
bekritiseerd. Deze alinea's worden aangeduid in een andere kleur. De feedback wordt in het cursief daaronder aangeduid zodat het duidelijk is
voor de lezer dat deze is toegevoegd door een kritische lezer. In reactie op de
feedback formuleer ik een antwoord die (hopelijk) meer duidelijkheid zal scheppen
in het verhaal. Hier en daar verwijs ik naar interessante bronnen die de lezer uitnodigt
om zich verder te verdiepen in het besproken onderwerp.
So without further ado, let’s get started.
Werknemers die niet van thuis uit
kunnen werken, moeten zich begeven op de werkvloer en lopen zo het risico om
besmet te worden en zo hun naasten bloot te stellen aan het virus. Tegelijk
zijn dit meestal werknemers die ook in minder gunstige arbeidsomstandigheden
moeten werken en ook lager op de sociaaleconomische ladder staan, ze hebben namelijk
meestal niet 'de luxe' om van thuis uit te kunnen werken. Dit zijn dan ook jobs
die, volgens maatschappelijke maatstaven, “minderwaardig” zijn zoals
leerkrachten, arbeiders, bouwvakkers, winkelbediendes, sociaal werkers,
poetshulpen, etc. Niet toevallig jobs die eigenlijk, algemeen bekeken, minder
goed betaald zijn in vergelijking met 'high status jobs'.
'Klopt volgens mij maar wat zijn
de alternatieven buiten betere corona maatregelen om de werknemers te
beschermen? Er zijn nu eenmaal jobs die niet van thuis uit kunnen gedaan worden
(arbeider, bouwvakker, winkelbedienden,...). De economie volledig plat leggen
kan sowieso nooit want voeding productie en verdeling, energie,
gezondheidszorg,... blijven nodig.'
Een interessante opmerking
waarbij enkele vragen gesteld worden waaruit blijkt dat de nieuwsgierigheid van
de lezer is geprikkeld. Ik formuleer ze als volgende: welke maatregelen kunnen
genomen worden om een betere bescherming te kunnen bieden aan de werknemers die
niet van thuis uit kunnen werken? Wat met de economie die niet stilgelegd kan worden
omdat de hoogstnodige diensten gegarandeerd moeten kunnen blijven worden?
Dit zijn interessante vragen waar ik eerlijk gezegd geen eenduidig antwoord op
kan bieden, maar het opent de gelegenheid om het doel van de besproken alinea
verder te verduidelijken. Zoals de lezer aangeeft is het onmogelijk om de
economie volledig plat te leggen omdat bepaalde diensten nu eenmaal essentieel
zijn en waar we niet zonder kunnen. Sociologisch noemen we dit ‘koude solidariteit’:
een mechanisme die in de samenleving is ontwikkeld en waardoor het leven
mogelijk of gemakkelijker wordt. We hebben met andere woorden dit mechanisme
nodig om de samenleving bij elkaar te houden, om ervoor te zorgen dat we toegang
hebben tot essentiële diensten die nodig zijn om te voldoen aan onze basisbehoeften.
Met deze definitie en
verduidelijking in het achterhoofd kijken we terug naar de geschreven tekst
waarbij ik vooral wil focussen op de volgende uitspraken: ‘Dit zijn dan ook
jobs die, volgens maatschappelijke maatstaven, “minderwaardig” zijn’ en ‘Niet
toevallig jobs die eigenlijk, algemeen bekeken, minder goed betaald zijn in
vergelijking met ‘high status jobs’’. Het punt dat ik hiermee wilde verduidelijken
is het volgende: waarom worden essentiële jobs, zoals vermeldt nodig om de
economie draaiende te houden, onderbetaald en ondergewaardeerd? Deze vraag krioelt
van de subjectieve tonen, maar is tegelijk wel confronterend en dient als een
spiegel voor de maatschappij. Interessant hierbij is om van nader te bekijken
wie deze essentiële jobs uitoefenen en welke plaats ze innemen ze op de sociaaleconomische
ladder. Om hier een antwoord op te kunnen bieden, gebruiken we de term ‘cultureel
kapitaal’ gespecifieerd door Bourdieu, en meer specifiek het cultureel kapitaal
in geïnstitutionaliseerde vorm. Dit cultureel kapitaal uit zich in de vorm van titels
en diploma’s: maatschappelijke erkenningen van het bezitten van bepaalde culturele
competenties. Aan deze maatschappelijke erkenningen wordt een waarde toegevoegd
in de vorm van inkomen en status. We herformuleren de eerder subjectieve vraag:
welk maatschappelijke erkenning wordt er gegeven aan de arbeider en/of de
winkelbediende, en komt deze overeen met zijn/haar rol in de positie die
hij/zij neemt in de essentiële sector van de economie? Met deze vraag probeer
ik het subjectieve karakter van de eerdere vraag te verwijderen en wil ik de
lezer vooral wijzen op de maatschappelijke positie die deze werknemers innemen
in de maatschappij, en niet (of gedeeltelijk) of de genomen coronamaatregelen
deze groep voldoende beschermt. De focus ligt vooral op de ondermaatse (en
bovenal ongelijke) verloning voor werknemers met gebrek aan cultureel kapitaal
die tewerkgesteld zijn in een essentiële sector die de economie draaiende houdt.
Hoe zit het dan met sociale jobs
(zoals leerkrachten, sociaal werkers,…)? Hoewel zij wel in het bezit zijn van dit
cultureel kapitaal, toch hebben ze een lager inkomen dan anderen die ook in het
bezit zijn van dit cultureel kapitaal. Hierbij wil ik vooral duiden op het culturele
aspect, met name hoe wij als samenleving kijken naar sociale jobs. Je kan
stellen dat genderongelijkheid hier bijvoorbeeld een rol meespeelt. Sociale
(verzorgende) jobs zoals deze worden vooral uitgevoerd door vrouwen. “Vrouwenjobs”
worden, in de op patriarchale waarden en normen gebouwde maatschappij, onderbetaald ten
opzichte van “mannenjobs”.
Om af te ronden raad ik de lezer het volgende boek aan die zich bezighoudt met
deze materie: Bullshitjobs, geschreven door David Graeber.
We gaan naar de volgende alinea.
Uiteraard zijn er meerdere
slachtoffers van dit systeem, but you get the point. De huidige economie wordt
als hoogste goed gezien, zelfs boven de algemene gezondheid om het maar te
laten draaien. We zien dat het kapitaal van de allerrijksten op korte tijd
aanzienlijk is gegroeid, maar ten koste van wie en wat staat daar tegenover?
Miljoenen mensen wereldwijd verliezen hun job en duiken verder de armoede in,
daar tegenover zwemmen enkelen letterlijk in tonnengeld en aandelen. Zelfs
Dagobert Duck verdwijnt hierbij in het niets.
'Heb niet het gevoel dat de
economie bij ons als hoogste goed wordt gezien. Er zijn forse maatregelen
genomen om de corona crisis beheersbaar te maken (lockdown) die in principe de
economie schaden. De stelsels van tijdelijke werkloosheid helpen bedrijven
enigszins door de crisis en beperken vooralsnog fors jobverlies. Anderzijds
moet je de economie ergens terug opstarten want de uitgaven blijven doorlopen
(pensioenen, gezondheidszorg, tijdelijke werkloosheid).
Er zijn inderdaad rijken die veel rijker zijn geworden (online diensten,
digitalisering, pharma, voeding,...) omdat hun sector het beter deed door
corona. Maar ook rijken die veel armer (of minder rijk) zijn geworden.
(reissector, brouwerijen, luchtvaart, autoconstructeurs, olie industrie,
bioscopen, fitnessketens,...).'
De lezer wijst ons erop dat de
economie niet persé als hoogste goed wordt gezien omdat er forse maatregelen
worden genomen om de crisis beheersbaar te maken, ik voeg hieraan toe dat dit
komt dankzij de sociale zekerheid. Tegelijk heeft de lezer oog voor de rijke
slachtoffers van de crisis.
We beginnen met de eerste opmerking. Wat is het doel van de genomen
coronamaatregelen? Een mogelijk antwoord is om de schade zoveel mogelijk te beperken
en om de gezondheidszorg niet te overbelasten. Dit is vooral een persoonlijk
standpunt, ik ben me ervan bewust dat verschillende uitspraken en theorieën de
ronde doen als het op deze vraag aankomt. Ik ga de lezer hier moeten
teleurstellen omdat de geschreven alinea van de oorspronkelijke blog te weinig
is gefundeerd en vooral gebaseerd op een persoonlijke mening. Mogelijks kan dit
wel als aanknooppunt dienen om in dialoog te treden om hierover na te denken.
De tweede opmerking is een ander verhaal. Ik wil hier vooral wijzen op de toon
van de lezer en waar hij vooral aandacht aan besteedt, namelijk de ‘rijken die
veel armer zijn geworden’. Eerlijk beste lezer, het kost mij veel moeite om met
deze uitspraak om te gaan. Tegelijk ben ik mij ten volle bewust van de beperkingen
die geschreven tekst soms oplevert waarbij de nodige nuance weleens ontbreekt (waarbij
ik ook verwijs naar deze blog). Ik daag de lezer uit om te reflecteren over deze
uitspraak, om zichzelf te verplaatsen in de schoenen van iemand die zijn job is
verloren sinds deze crisis en die de knopen nauwelijks aan elkaar kan knopen
aan het eind van de maand. Iemand die in precaire leefomstandigheden moet zien
te (over)leven en niet (of amper) kan terugvallen op voldoende middelen om deze
periode te overbruggen. De positie die de ‘armere rijken’ innemen is helemaal
niet gelijk aan de positie van anderen die al in armoedige toestanden moeten leven
of er dreigen een deel van uit te maken. Om dit te verduidelijken doe ik
beroep op Thomas Picketty en diens indeling van de samenleving. Hij deelt deze
op in drie klassen: de onderste helft (50%) is de laagste klasse, de daarboven
middenklasse beslaat 40% van de bevolking en daarboven hebben we de welgestelde
klasse met de 10% rijksten. Die bovenklasse wordt nog eens verder onderverdeeld
in twee klassen: de welgestelde klasse (9%) en de dominante klasse (de top of
de 1% superrijken). Ik daag de lezer hier uit om zelf uit te maken in welke
klasse de ‘armere rijken’ zich in bevinden, en of ze eventueel van klasse zullen
veranderen vanwege de crisis. De lezer mag dezelfde oefening maken voor de andere
klassen. Verder verwijs ik de lezer door naar mijn opiniestuk over armoede die
op mijn pagina gepubliceerd staat.
Tegelijk vraag ik mij af als ons
gezondheidszorg sterker was ontwikkeld, voorbereid voor een crisis zoals deze,
zouden de genomen maatregelen dan even indringend hebben aangevoeld? De
maatregelen worden genomen ook om de gezondheidszorg niet te overbelasten om zo
kwalitatieve zorg te kunnen blijven garanderen, maar als we botsen op de
beperkingen is het interessant om daarover te reflecteren of die beperkingen
vermeden konden worden. In tijden van vrede en rust moet er net extra worden
geïnvesteerd, niet afgebouwd.
Helemaal mee eens dat er lessen moeten
worden getrokken uit deze crisis en gekeken moet worden hoe we dit in de
toekomst kunnen vermijden. Anderzijds kan je geen gezondheidszorg hebben met
een oneindige capaciteit. (tot een jaar geleden dacht niemand dat we zulke
capaciteit ooit nodig zouden hebben) Onze gezondheidszorg staat bekend als
relatief goed en betaalbaar/toegankelijk maar misschien moet er gekeken worden
hoe we ons beter kunnen voorbereiden en of we sneller kunnen opschalen bij
dergelijke crisis.’ Onze gezondheidszorg is het beste dat het ooit geweest is.
Dit is de aller-eerste pandemie waar de zorgstaat mee te maken krijgt. Alles
kan altijd beter als je weet hoe de toekomst er uit ziet. Maar we weten de
toekomst nooit he.
Wees er maar gerust van dat er
uit deze pandemie nu veel geleerd zal worden. En dan nog zal het niet genoeg
zijn voor de volgende crisis...want de meeste crisissen zijn crisissen omdat ze
niet voorzien zijn he.
De opmerkzame lezer wijst ons
erop dat de gezondheidszorg niet kan beschikken over een oneindige capaciteit, het
goede en toegankelijke karakter van onze gezondheidszorg en hoe we ons beter
kunnen voorbereiden op mogelijke crises. De lezer voegt een volwaardige
opmerking toe aan deze blog en heeft oog voor het positieve van onze
gezondheidszorg en de kracht van dit systeem.
Ik wil even duidelijk maken dat ik het Belgisch gezondheidszorg niet wil
bekritiseren of verwijten dat ze onvoldoende geschikt was/is om met deze crisis
om te gaan. Integendeel, ze doet het verdomd goed! Verplegers, dokters,
gezondheidswerkers, vrijwilligers, ze doen allemaal hun uiterste best om met
deze ongeziene crisis te werk te gaan. De vraag die ik me stelde was vooral uit
nieuwsgierigheid. Een vraag gericht naar de toekomst over hoe om te gaan met gezondheidscrises
zoals deze, of nog erger? Verschillende wetenschappers waarschuwen ons al
langer voor epidemieën die mogelijks onze kant op zouden komen. Ziektes die
zich blijven ontwikkelen en verspreiden onder dieren, waar wij als menselijk
wezen een aandeel in hebben, heft nu zijn tol op de maatschappij en diens gezondheidszorg.
Het is vooral met deze insteek dat de besproken alinea werd geschreven, met het
kapitalisme als grondoorzaak die continu groei en winst wil nastreeft met het
gebrek aan focus om projecten op poten te zetten die die duurzaamheid en
welzijn nastreven voor iedereen op lange termijn. Interessante literatuur die
ik hiervoor aanraad zijn de boeken ‘Dit is morgen’ van Thomas Decreus &
Christophe Callewaert, en ‘Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel
op. Het kapitalisme versus de aarde’ van Ludo De Witte.
Natuurlijk past dit alles perfect
in ons economisch plaatje, het neoliberaal kapitalisme waarbij we als mens
slechts productiefactoren zijn die de economische machine draaiende moeten
houden, zodat het geld rechtstreeks kan rollen in de portemonnee van de
kapitalist. Hoe zit het met de kleine zelfstandigen en de horeca? De kappers,
het plaatselijke café, de Italiaanse restaurant net om de hoek? Groothandels
kunnen zichzelf staande houden, kleine ondernemers niet of zeer moeilijk maar
dat is oud nieuws.
‘Dit is te kort door de bocht. In
het neoliberalisme zijn we zowel het doel als het middel (meer nog, in de EU
hebben we vooral een service-economie, minder productiemiddelen-economie).
Tevens zijn we allemaal de kapitalist. Dusja....het gaat in al onze zakken (je
hebt natuurlijk wel gelijk dat de ene zakken veel meer gevuld zijn dan de
anderen).'
'Op dit moment vloeit er enorm
veel geld naar de kleine zelfstandigen die niet kunnen werken. Dat weet ik
omdat ik enorm veel kleine zelfstandigen ken. Maar er zijn ook cijfers: Er zijn
minder faillissementen in 2020 dan in 2019 (32% minder zelfs).’
De lezer wijst ons erop dat de
besproken alinea te kort door de bocht is, dus niet voldoende verduidelijkt of
gebaseerd op de juiste definitie van het neoliberalisme. Daar brengen we
eventjes verandering in. Het neoliberalisme is een heruitvinding van het
liberalisme. Onbegrensde vrijheid staat hierbij centraal en deze moet bewerkstelligd
worden door de overheidsinstellingen zoveel mogelijk te beperken. Enkel in
uitzonderlijke situaties mag zij zich bemoeien met de marktwerking, zoals het garanderen
van het eigendomsrecht en ze moet toezien op de uitgifte van geld om zo de
waarde ervan te beschermen (verder aangevuld met het monetarisme met als
grondlegger Milton Friedman). Verder wordt er ingezet op het privatiseren van
publieke instellingen zodat deze door middel van concurrentie zichzelf zal verbeteren
en er een einde wordt gemaakt aan de bureaucratische rompslomp. Eerder verwees
ik naar het boek Bullshitjobs die hier wel zeer relevant is (hoewel we er hier
niet verder op ingaan).
De verwijzing naar het neoliberaal kapitalisme heeft als doel het economisch en
politiek dogma aan te duiden waarin we leven. Tevens verwijst het ook voor een
stuk naar de tweede alinea van deze blog die we eerder al volledig ontleed
hebben. Interessant is de opmerking met de volgende verhouding: service-economie
> productie-economie. We passen deze verhouding aan die beter aansluit in de
huidige samenleving: financiële economie vs. productieve economie. Wat is het
probleem? De financiële economie wordt overgewaardeerd, de productieve economie
ondergewaardeerd. Ik beroep me hierbij op Ha joon Chang, die stelt dat de
financiële economie wel wat winst mag maken, maar dat er meer financiële
constructies op poten moet worden gezet om deze beter te reguleren. Verder stelt hij dat de aandelenmarkt
de economie belemmert om te produceren. Deze fundamentele ongelijkheid vergroot
de loonkloof waarbij mensen uit de armere klasse te weinig verdienen en de
rijke klasse te veel. Dit is een mogelijke verklaring waarom werknemers die
tewerkgesteld zijn in de productie-economie in minder gunstige arbeidsomstandigheden
moeten werken en daarbovenop ook minder goed betaald zijn in tegenstelling tot
de werknemers uit de financiële economie. Ik leg de nadruk op het woord ‘mogelijk’
omdat ik mezelf hier nog te weinig in heb verdiept en niet volledig zeker ben
of deze stelling klopt. Verder onderzoek is nodig.
De lezer wijst ons verder op dat we ‘allemaal de kapitalist zijn’ en ‘het gaat
allemaal in onze zakken’, met de bevestiging dat deze verhouding ongelijk gebeurt.
Toegegeven beste lezer, hier voelde ik veel weerstand bij mezelf opkomen. Stellen
dat we allen kapitalisten zijn doet afbreuk aan de definitie van wat een
kapitalist nu werkelijk is. Ik doe beroep op de volgende stelling uit mijn
economisch handboek: ‘het doel van het kapitalisme ligt nog verder dan het
maken van winst. Aangezien een groot deel van die winst opnieuw wordt geïnvesteerd,
beschouw ik winst ook als een middel tot het uiteindelijke doel: de competitie.
Een ware kapitalist wil vooral groeien, zijn bedrijf tot het grootste of zelfs
het enige maken en die positie volhouden.’ Tenzij we allemaal de volgende indicatoren
bezitten: 1) de grootste willen worden, 2) winst als middel willen gebruiken om
te concurreren met elkaar, en 3) een bedrijf bezitten die we als grootste of
enige willen maken, kunnen we concluderen dat we niet allen kapitalisten zijn. Zijn
we tevreden met deze stelling? Nog niet beste lezer, we gaan hier zelfs wat dieper
op in. De zin ‘we zijn allen kapitalisten’ bevat een identitaire toon,
voornamelijk met de nadruk op het ‘zijn’. We zijn zo, we maken onlosmakelijk deel
uit van de kapitalistische machine die geld genereert rechtstreeks in de zakken
van de ware kapitalist(en) en ons natuurlijk ook (alleen is de verhouding zeer
scheef en ongelijk). Het probleem hierbij is net dat identitaire gegeven, alsof
het deel uitmaakt van wie we zijn als mens. Alsof we, zodra we geboren worden,
als grondstof gebaard worden die deze machine draaiende moet houden. Als
menselijk grondstof gebruikt om winst en competitie na te jagen van de
kapitalist. Beste lezer, we zijn niet allen kapitalisten, maar we maken net
onderdeel uit van het kapitalisme die door de mens is bedacht. Het is dus niet
eigen aan de mens als in het zijnde van het menselijk wezen, maar als onderdeel
van de machine die koste wat het kost moet blijven draaien. Daar ligt (een deel
van) de focus van de besproken alinea.
Verder is de opmerking over de zelfstandigen, en de opmerking dat er minder
faillissementen zijn in 2020 in vergelijking met 2019. Ik bedank de lezer voor
deze toevoeging. Wat ik als mogelijke verklaring eventueel kan geven (ik moet
denken aan wat een goeie liberale vriend van me vertelde) is dat veel
zombiebedrijven “in leven worden gehouden” net door de financiële middelen die
gebruikt worden om zelfstandigen en ondernemingen te ondersteunen gedurende
deze crisis. Ondernemingen die eigenlijk op punt stonden failliet te gaan,
werden zo van de ondergang gered wat de bovengenoemde cijfers kan verklaren. De
focus van de alinea ligt voor een stuk op de grootbedrijven die werkzaam kunnen
blijven in tijden van crisis, wat hun concurrentiepositie vergroot. Kleinere ondernemingen
en zelfstandigen krijgen ondersteuning van de overheid om niet uit de boot te
vallen, maar zal dit voldoende zijn om ons te behoeden van een mogelijk bloedblad?
Daarbij moeten we ook rekening houden met de mentale druk van de zelfstandigen,
de kleine ondernemers, horeca-uitbaters en degenen die daar tewerkgesteld zijn.
Corona en de daaropvolgende
genomen maatregels tonen vooral de breuklijnen die al aanwezig waren in onze
samenleving: de afbouw van de sociale zekerheid, creatie van meer flexibele
jobs die in onzekere tijden het gemakkelijker maakt om mensen aan de deur te
zetten, de ongelijkheid tussen rijk en arm (denk maar aan de "slag van
Blankenberge" vorige zomer waarbij een groep jongeren uit de armere klasse
hun plaats op het strand opeisten ten opzichte van de rijkere klassen)…
‘Volgens mij is het Blankenbergse
strand niet voorbehouden voor de rijken maar ook toegankelijk voor deze
jongeren. Ik begrijp dat deze jongeren niet tevreden zijn met hun
leefomstandigheden en toekomstperspectief en hier terecht actie voor voeren. Anderzijds
vind ik geweld t.o.v de politie en vernielingen aanbrengen een totaal foute
manier en kan dit nooit goedgepraat worden.’
De lezer wijst ons hier op twee
punten: 1) het strand is voor iedereen toegankelijk, 2) geweld naar politie en
vernielingen aanbrengen is fout en kan nooit worden goedgepraat. Eerlijk gezegd
is dit niet onjuist, maar we moeten kijken naar de context waarin zich dit
heeft afgespeeld. Zomer 2020, de coronamaatregelen zijn versoepeld, het is
zonnig en lekker warm en je kijkt uit naar een verfrissende duik. We vernoemen
kort dat verschillende gezinnen (uit de welgestelde klassen) tijdens de crisis
een eigen zwembad hebben aangelegd in hun ruime achtertuin, corona wijst ons op
de luxe die we al hebben. Allemaal goed en wel natuurlijk, het is niet de
bedoeling om deze mensen hun geluk te bekritiseren maar het is wel nodig om dit
te benoemen om het beeld te vervolledigen.
Stel je leeft in een grote stad, het is mooi weer en je verlangt om even te
ontsnappen van de drukte van de stad en je te krappe thuis waarin je maanden zat
opgesloten. Het strand lijkt daarvoor de ideale oplossing en is gemakkelijk
bereikbaar met het openbaar vervoer. Handdoek rond je schouders, zwemkledij
aan, goed ingesmeerd tegen de brandende zon ben je klaar om een plekje op te
zoeken op het strand. Maar helaas, je wordt weggestuurd omdat je geen plaats
had gereserveerd. Het recht op publiek eigendom word je ontnomen omdat iemand
anders zijn/haar kapitaal heeft ingezet (niet enkel te verwarren met economisch
kapitaal zoals geld, maar eerder cultureel en sociaal kapitaal waar niet
iedereen toegang toe heeft, zeker als je je bevindt in de laagste klasse) om
een stukje van het strand te claimen. De coronamaatregelen hadden een pervers
effect: publiek eigendom kon zo (al dan niet tijdelijk) geprivatiseerd worden
waarbij vooral de betere klassen toegang toe hadden, en dus lekker konden
bruinen op het strand.
Ik hoor je al denken beste lezer, is dat een reden waarom deze jongeren over
moesten gaan tot geweld? Natuurlijk niet, maar dit is wel één van de zoveel
andere onrechtvaardigheden waar deze groep dagelijks mee wordt geconfronteerd
die mee een verklaring kunnen bieden over het gedrag die hierop volgde. Kwetsuren
die elkaar opstapelen in de leefwereld van deze jongeren zoals het leven in
armoede, geen toegang tot kwalitatief onderwijs of de arbeidsmarkt, en zelfs een
oververtegenwoordigde groep die dagelijks te maken krijgt met racisme en
etnische profilering die deze lijst verder aanvult. In die zin durf ik te
stellen dat het hier ging om een strijd tussen een groep uit de lagere klasse die
hun publiek recht wilden opeisen tegenover een meer welgestelde klasse die hun
kapitaal inzetten om deze plaats te claimen. Ook hier moeten we wat nuanceren,
beste lezer, waarbij ik wil aanduiden dat er hier geen sprake zal zijn geweest
van slechte of kwaadaardige individuen die tegenover elkaar staan. Het is
vooral een gevolg op een systeem die groepen ongelijkwaardig behandeld, zoals
eerder vermeldt ook typerend is voor het neoliberaal kapitalisme.
Als afsluiter verwijs ik de lezers door naar enkele artikels die meer inzicht zullen
verlenen over deze gebeurtenis en de rol van politie tegenover de jongeren:
https://www.mo.be/analyse/valt-de-kloof-tussen-jongeren-en-politie-nog-te-dichten
Verder voeg ik nog een literatuurlijst toe die, onrechtstreeks, mee invulling heeft gegeven bij het uitschrijven van deze blog en de benodigde nuance:
- De paradox van Hayek: vrijheid als privilege (Jan Blommaert & Karim Zahidi)
- Pleidooi voor radicalisering (Dyab Abou Jahjah)
- Menselijke grondstof: over leven op de bodem van de Europese arbeidsmarkt (Herman loos)
- Hedendaagse antiverlichting (Ico Maly)
- Jeugdwerk en sociale uitsluiting (Filip Coussée en Lieve Bradt) (red.)
- De grote verkilling (Geert van Istendael)
- ‘radicalisering’: donkere spiegel van een kwetsbare samenleving, door Erik Claes, Tom Flachet, Ali Moustatine, Mattias De Backer & Collectief Bim
Reacties
Een reactie posten